Chinees zakendoen recensie (DI, 25 maart 2011, nr 5)

Chinees zakendoen

The China Strategy

 

China verovert stormenderhand de wereldeconomie. Dat is mooi en dat biedt talrijke kansen voor wie ze weet te gebruiken. Hoe je ze kunt gebruiken legt Edward Tse uit in The China Strategy – harnessing the power of the worlds fastest growing economy.

Het boek is er een in een stortvloed van boeken die de Chinese dynamiek ophemelen. Tse is de leidende man voor het Amerikaanse adviesbureau Booz & Company in China en heeft dus ervaring in het begeleiden van westerse bedrijven naar de Chinese markt. Dat maakt hem belanghebbende en dus minder betrouwbaar dan een onafhankelijke waarnemer.

Natuurlijk heeft China een enorme markt met zijn 1,3 miljard inwoners. Volgens Tse zal de economische liberalisatie blijven doorgaan omdat de regering zijn legitimiteit ontleent aan economische groei. Dus zou een kritische beschouwing over wat er kan gebeuren als die economische groei stopt niet misstaan, maar die zoekt de lezer tevergeefs.

Voor wie de kwaliteitsmedia volgt over China, zoals BBC, Financial Times, voegt het boek niets toe. In tegendeel in de FT kan men regelmatig kritische stukken lezen over bijvoorbeeld de zeepbel die in de oververhitte economie aan het ontstaan is doordat er vanwege het gigantische betalingsbalansoverschot zoveel goedkoop geld in de economie zit dat regionale en lokale Partijkaders lukraak infrastructuur en steden bouwen voor bewoners die er (nog) niet zijn. Japan, ook zo’n onoverwinnelijk gewaand land, heeft zich nog steeds niet hersteld van de recessie die het gevolg was van de onroerendgoedzeepbel die in de jaren negentig van de vorige eeuw uiteenspatte.

Bij vlagen ventileert Tse wat milde kritiek. Ook in China is innovation het buzzword. Tse beschrijft een ontmoeting met managers van een staatsbedrijf. Hoewel particuliere bedrijven numeriek in de meerderheid zijn, vertegenwoordigen staatsbedrijven het grootste deel van de economie uitgedrukt in hun bijdrage een het bruto binnenlands produkt. (De staat houdt stevig grip op de media en de telecommunicatie maar laat consumentengoederen vrij). De managers wilden vooral van Tse weten hoe ze innovatie moesten meten omdat de staat hen vooral afrekende op harde kengetallen. Onder de oppervlakte van het moderne zakenleven blijkt de oude communistische planeconomie dus nog springlevend.

Tse steekt ook het bekende betoog af over de persoonlijke (partijpolitieke) relaties die nodig zijn in het zakendoen. In feite zijn buitenlandse investeringen op de lange duur onzeker: alles staat in het teken van technologie-overdracht aan de Chinezen. Politieke en juridische intransparantie, gebrek aan respect voor andermans intellectuele eigendom, slechte kwaliteitscontrole in de productie, uitbuiting van arbeiders en milieuvervuiling enerzijds en anderszijds stijgende loonkosten en transportkosten die het concurrentievoordeel van het produceren in China teniet beginnen te doen. In enkele zinnen stipt Tse aan dat de autoriteiten veel doen om deze situatie te verbeteren.

Hoewel China beschikt over een gigantische naar welvaart emanciperende onderklasse is de snel naderende vergrijzing als gevolg van de eenkindpolitiek een achilleshiel. Volgens Tse investeert de staats daarom zoveel in onderwijs: opdat de productiviteit van de na 2015 slinkende beroepsbevolking op peil blijft. Maar een jeugdcultuur is ontvankelijker voor nieuwe ontwikkelingen en producten. Wie daarvan nog wil profiteren moet niet te lang wachten met het opzetten van een zaak in China. (EvdB)

 

Edward Tse. The China Strategy. 2010, Basic Books, New York, 250 pagina’s, $ 26,95 ISBN 978-0-465-01825-3 .