Tag archieven: Het Financieele Dagblad

Auto wordt mobot (Het Financieele Dagblad, 10 augustus 2017 – opinie)

 

 

Klik hier voor openen PDF van dit artikel

Klik hier om het artikel te zien in het FD

Deze week had in Duitsland, autoland bij uitstek, topoverleg plaats over sjoemelsoftware in dieselauto’s. De verbrandingsmotor ligt onder vuur. Volvo kondigde aan dat al zijn auto’s vanaf 2019 een elektrische motor hebben. Het was eerlijker geweest als het bedrijf had gezegd: geen auto’s meer met alleen maar een verbrandingsmotor omdat het hybrides meetelt. Groot Brittannië en Frankrijk willen de verkoop van auto’s met verbrandingsmotoren vanaf 2040 verbieden. Dat lijkt een naderende ramp voor de Duitse auto-industrie die juist in efficiënte diesels heeft geïnvesteerd. Maar het is de vraag of het zo’n vaart zal lopen.

Want met de doorbraak van de elektrische auto, na 130 jaar, als duurzaam alternatief voor de auto met verbrandingsmotor is iets vreemds aan de hand. Hij wordt gezien als innovatie maar de uitvinding van de Tesla-motor is even oud als die van de Otto- en de Dieselmotor. Hoe kan een uitvinding uit 1887 (Nicola Tesla’s borstelloze inductiewisselstroommotor) een uitvinding uit 1892 (Rudolf Diesels ontstekingsloze verbrandingsmotor) ouderwets doen lijken? Toegegeven: aan de Teslamotor is in die 130 jaar niet veel gesleuteld, wat iets zegt over de fenomenale brille van die uitvinding. De dieselmotor is dankzij grote onderzoeksinspanningen geëvolueerd van een lawaaiig, roet brakend onding in een relatief schone en stille motor dankzij steeds hogere inlaatdruk, directe inspuiting, roetfilters met naverbranding en door selectieve katalytische reductie van het giftige NOx in uitlaatgas tot elementair N2 (stikstof) met behulp van ureum.

Het milieuprobleem van elektrische auto’s zit hem niet in de verbranding van fossiele energiedragers (dat gebeurt dan in elektriciteitscentrales die vaak buiten de stad staan en hoge schoorstenen hebben) maar meer in de vele chemicaliën en zeldzame aardmetalen die er voor nodig zijn, allereerst koper en lithium voor de batterij. De baas van mijnbouwbedrijf Glencore, Ivan Glasenberg, verklaarde tegenover persbureau Bloomberg dat indien 95 procent van de wereldwijde autoverkopen in 2032 elektrische voertuigen betreft, de industrie jaarlijks twintig miljoen ton koper extra nodig heeft. Dat betekent een verdubbeling van het huidige gebruik. De behoefte aan kobalt zal dan ongeveer met een factor 5,5 groeien, een toename van 679.000 ton per jaar.

Wie een auto aanschaft verbruikt daarmee in een klap de energie die het heeft gekost om die auto te bouwen en die kun je terug rekenen naar aantal autokilometers. Voor een elektrische auto ligt die aanmerkelijk hoger dan voor een benzineauto die bijna volledig recycleerbaar is. Wie een Tesla Model S aanschaft, ‘veroorzaakt’ daarmee de uitstoot van 60.000 kilometers in een vergelijkbare benzineauto, volgens Rex Weyler, medeoprichter van Greenpeace International in een blogpost The Tesla Dream. Die energie zit hem in de mijnbouwinspanning en in het bouwen van lichtgewicht ultrasterke carbon carrosserieën die de loodzware batterij kunnen herbergen. De milieuvervuiling door het winnen van zeldzame aardmetalen in dagbouwmijnen in Chili en Bolivia (m.n. lithium voor lithium-ion batterijen) maar ook in Afrika (Congo) en China (Binnen-Mongolië) ten behoeve van allerlei elektrische apparaten en elektronica is enorm omdat de ertsen vaak zulke lage concentraties hebben dat de metaaloxiden er alleen met zuren uit kunnen worden vrijgemaakt, met name zoutzuur, zwavelzuur en salpeterzuur. Uit een uitvoerige metastudie van wetenschappers van Yale University uit 2013 blijkt dat de milieuwinst van elektrisch rijden nihil is zolang niet alle stroom die er voor nodig is zonder fossiele energie wordt opgewekt.

De elektrische auto gaat die met verbrandingsmotor dus niet volledig vervangen. Hij lijkt eerder een transitie in te luiden naar een autobezitloze toekomst, dat wil zeggen een stedelijke samenleving waarin een middenklasse personenauto niet langer een standaardonderdeel is van de sub urbane gezinsuitrusting. In de Verenigde Staten daalt het aantal jongeren in het bezit van een rijbewijs al enkele decennia.

De achilleshiel van de auto is niet zijn uitstoot maar zijn ruimtebeslag. In Manhattan is onlangs bij een luxe appartement een parkeerplaats verkocht voor anderhalf miljoen dollar. De auto ondervindt steeds meer ruimteconcurrentie van wat Richard Florida vijftien jaar geleden de Opkomst van de Creatieve Klasse noemde: gamestudio’s, appbouwers maar ook ambachtelijke maakbedrijven met 3D-printers die de binnensteden terugveroveren op de banken en grootwinkelbedrijven. Bij die horde jongeren voegt zich de oude garde van senioren die de stad opzoekt omdat daar tijdens de derde levenshelft (mantel-)zorg gemakkelijker valt te organiseren. Voor beide generaties geldt dat connectiviteit belangrijker is dan mobiliteit.

Onder invloed van robotica, het Internet of Things, heeft in de (binnen-)steden een ruimtelijke herordening plaats die wordt gekenmerkt door schaalverkleining en functievermenging van wonen, werken en recreëren. Deze nieuwe platformeconomie is demografisch en technologisch een contractie-economie waarin voor de auto geen plek meer is. Hij wordt op den duur een dienst en als hij zichzelf bestuurt, een mobot.

Brexit will make the UK a normal European country (Het Financieele Dagblad, june 19th, 2017)

 

HFD_20170619_0_009_018

The transfer of Dutch New Guinea to Indonesia enforced by the USA in 1962, marked the final farewell to our colonial past. The Netherlands would henceforth be a just small, normal, European country. However, that picked out as a huge, enormous, relief. In a way, in 1962 the USA liberated us for the second time. Meanwhile the Netherlands were through the explosive growth of the port of Rotterdam linked to the German Wirtschaftswunder and it was thanks to the efforts of the new queen Juliana that the Netherlands were also an initiator of the new European cooperation. That in particular has made our country thrive.

 

Great Britain, however, is still stuck in this colonial farewell phase as the reaction in the British tabloid press on the Spanish claim on Gibraltar in the light of brexit shows: let’s send the Royal Navy! Admittedly, the British world power after 1700 was much greater than that of the Dutch had ever been. This was because its hegemony from the second half of the eighteenth century coincided with the industrial revolution. With steam engines were on an unprecedented scale naval vessels and weapons produced, industrial cities built and railways and canals developed.

 

As a maritime world power and industrial power the UK has starting from the eighteenth century served as a geopolitical counterweight on the European continent. The British saw any too powerful continental power as a threat to their maritime hegemony. British ‘ perfidious ‘ diplomacy, so also knew De Gaulle, has perfected the play apart of European interests. Power politics in a hidden agenda: that is exactly the reflex that Theresa May now shows. The fundamental error she makes is to adress this twenty-first century brexitproblem with nineteenth century diplomatic means, such as threatening to withdraw the British intelligence services from European cooperation. The whole British political rhetoric suggests a EU being a sort of foreign power that conquered the UK with a bureaucratic occupational force. As if the British were not all that time part of that European decision making. In fact: the liberalized internal market as it emerged after 1990 has come about largely thanks to the British. The rules are these: In Europe you can’t conquer an exclusive position with diplomatic quibbles: there is seemingly endless negotiating until the mutual interests have become perfectly transparent and then finally parties find a compromise. This is not the weakness, but the strength of the European project.

 

The British did not out of conviction join the European project in 1973, such as Dutch did in 1950, but mainly to safeguard their interests. They have in addition to the EU ‘ their ‘ Commonwealth. Despite their Commonwealth and their seat on the Security Council, they are now finally on the point at which they are thrown back on their selves so much that they can redefine themselves only as a normal European country. The diplomacy role that the UK during three hundred years fulfilled as geopolitical counterweight within the European balance of power no longer exists since the accession of seven former Eastern bloc countries to the European Union in 2004, along with Malta and Cyprus, two former British Crown colonies, and Slovenia. And then also has the banking crisis of 2008 shed a different light on the role played by the City of London as a financial centre of the world economy. The social status of banks is heavily affected and it is not inconceivable that the block chain technology will make banks (and other service intermediaries) largely redundant. The UK has from the 1980s, heavily deployed on a pivotal role in the international money economy and has neglected its industry.

 

Despite the threat of these economic setbacks Great Britain believes it has to get rid of a meddlesome European Union which it joined in their right mind even after, on two occasions, it had been rejected by France. Where the UK should rid itself of is the illusion that there is still a British Empire. If it ever really wants to be part of the European Union again, or of Europe what so ever, then it must become a normal European country. European cooperation is especially a normalisation or standardisation process: compliance with a shared set of rules. Otherwise are also the former Eastern bloc States in such a standardisation process.

Germany and Japan were in the second world war defeated and experienced massive destruction but they were also freed from old elites who had taken hostage in these Nations an outdated self-image of superiority. And they rejoined the family of nations. Brexit brings the British in a way on a similar “Stunde Null”, as the devastated Germany experienced after the capitulation in 1945. Everything that once was, is no longer there. It is a moment of disillusionment, but also a hopeful new beginning.

 

Erwin van den Brink is a dutch journalist.

 

Met brexit begint de normalisatie van het Verenigd Koninkrijk in Europa (Het Financieele Dagblad, 19 juni 2017)

Zo staat het artikel in het FD:

HFD_20170619_0_009_018

Het artikel:

De gedwongen afstand van Nieuw-Guinea in 1962 markeerde het definitieve afscheid van ons koloniale verleden. Nederland zou voortaan een gewoon klein Europees land zijn en geen grote maritieme mogendheid. In 1948 was Indonesië onafhankelijk geworden en daarover was in de jaren daar aan voorafgaand steeds beweerd: Indië verloren, rampspoed geboren. Vandaar dat het Nederlandse gezag dacht na de Japanse capitulatie de draad gewoon weer te kunnen oppakken. De Wederopbouw suggereert dat ons land na de Tweede Wereldoorlog in puin lag, maar dat viel reuze mee. Het gevoel dat het wel zo was, kwam vooral door het afscheid van Nederlands Indië.

De Republiek was eigenlijk vanaf het begin van de achttiende eeuw al geen wereldmacht meer en het heeft ons dus al met al ruim 250 jaar gekost om aan dat idee te wennen en om na 1948 een nieuwe nationale identiteit te ontwikkelen. De Nieuw Guineakwestie was eigenlijk de laatste stuiptrekking van dat koloniale zelfbeeld en het mede door de Verenigde Staten afgedwongen afscheid er van pakte uit als een enorme opluchting. De relatie met de overzeese rijksdelen in de West was netjes geregeld in het Koninkrijks Statuut van 1953 en de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 verliep relatief probleemloos. De West heeft nooit die mythische betekenis gehad van de Oost, van Insulinde.

Eigenlijk zijn we in 1962 voor de tweede maal bevrijd, weliswaar wat tegenspartelend, door de Verenigde Staten. Onderwijl was Nederland via onder meer de explosieve groei van de Rotterdamse haven geparenteerd geraakt aan het Duitse Wirtschaftswunder en was het op aandringen van de nieuwe koningin een van de initiatiefnemers van de Europese samenwerking. Het heeft ons geen windeieren gelegd.

Groot Brittannië bevindt zich nog steeds in die koloniale afscheidsfase zoals de reactie in de Britse tabloidpers op de Spaanse claim op Gibraltar in het licht van Brexit toont: Laat de Royal Navy opstomen! Folklore mag wat kosten zoals de Britten hebben laten zien bij de herovering van de Falklands op Argentinië in 1982.

Toegegeven: Die Britse wereldmacht werd na 1700 veel groter dan die van ons ooit was geweest. Dat kwam doordat hun hegemonie vanaf de tweede helft van de achttiende eeuw samenviel met de Industriële Revolutie die, letterlijk, immense hoeveelheden energie en arbeid ontketende en daarmee allerhande nieuwe technologie. Met stoommachines werden op ongekende schaal marineschepen en wapens geproduceerd, productie gemechaniseerd, spoorwegen en kanalen ontwikkeld, industriesteden gebouwd.

Als maritieme wereldmacht en industriële grootmacht hebben de Britten vanaf de achttiende eeuw gefungeerd als geopolitiek contragewicht op het Europese continent. De Britten zagen het al te machtig worden van een continentale mogendheid als een bedreiging van hun maritieme hegemonie. Britse ‘perfide’ diplomatie, wist ook De Gaulle, heeft het uit elkaar spelen van Europese belangen tot grote hoogte geperfectioneerd. Machtspolitiek in een verborgen agenda: dat is precies de reflex die Theresa May nu toont.

De fundamentele fout die zij maakt is dit eenentwintigste eeuwse probleem te lijf gaan met negentiende eeuwse diplomatieke middelen zoals dreigen met het terugtrekken van het Britse inlichtingennetwerk. De hele politieke retoriek suggereert dat de EU als een soort vreemde mogendheid met een bureaucratische bezettingsmacht het VK heeft veroverd. Alsof de Britten niet al die tijd onderdeel waren van die besluitvorming. Sterker: de hele geliberaliseerde interne markt is er na 1990 grotendeels dankzij hen gekomen.

Binnen Europa kun je niet met diplomatieke spitsvondigheden een exclusieve positie veroveren: er wordt net zolang onderhandeld tot de wederzijdse belangen volkomen transparant zijn en dan wordt een compromis gevonden.

De Britten zijn in 1973 niet uit overtuiging in het Europese project gestapt, zoals wij Nederlanders, maar om hun belangen veilig te stellen. Zij hebben naast de EU ‘hun’ Common Wealth. Ondanks hun Gemene Best en hun zetel in de Veiligheidsraad, zijn ze nu eindelijk op het punt beland waarop ze zozeer op zichzelf worden teruggeworpen dat ze zich alleen nog kunnen herdefiniëren als een normaal Europees land. De as Londen-Washington sinds de Koude Oorlog bestaat niet meer. De rol die het driehonderd jaar lang diplomatiek vervulde als geopolitiek contragewicht binnen de Europese machtsbalans bestaat niet meer sinds de toetreding van zeven voormalige Oostbloklanden tot de Europese Unie in 2004 (samen met Malta en Cyprus, twee voormalige Britse kroonkoloniën, en Slovenië – v.h. Joegoslavië). En dan heeft ook de bankencrisis van 2008 de rol die de City of London zich toe eigende als financieel centrum van de wereldeconome in een ander daglicht geplaatst.

Het maatschappelijk aanzien van banken is zwaar aangetast en het is niet ondenkbaar dat de block chain-technologie banken (en andere dienstverlenende intermediairs) grotendeels overbodig gaat maken. Het Verenigd Koninkrijk heeft vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw zwaar ingezet op een spilfunctie in de internationale geldeconomie en zijn industrie verwaarloosd.

Ondanks de dreiging van deze economische kaalslag meent Groot Brittannië zich te moeten bevrijden van een bemoeizuchtige Europese Unie waartoe het ooit bij zijn volle verstand toetrad na, nota bene tot tweemaal toe, door Frankrijk te zijn afgewezen. Waar het VK zich van moet bevrijden is de illusie dat er nog steeds een British Empire is.

Als het ooit echt onderdeel wil worden van de Europese Unie moet het een normaal Europees land worden. Europese samenwerking is vooral een normalisatieproces. Op andere wijze zitten ook de voormalige Oostblokstaten in zo’n normalisatieproces. Het VK lijdt in feite aan het ‘Hotel California-syndroom’: You can check out but you can never leave. Het is een illusie te menen dat met het verlaten van de EU een einde komt aan de ‘bemoeizucht van Brussel’. Het VK is geen schip dat het anker kan lichten en vertrekken.

Duitsland en Japan werden in de Tweede Wereldoorlog verslagen maar ze werden daarmee ook bevrijd van oude elites die deze naties hadden gegijzeld in een achterhaald zelfbeeld van superioriteit. Brexit brengt de Britten op een soortgelijk ‘Stunde Null’, als het verwoeste Duitsland ervoer na de capitulatie in 1945. Alles wat er eens was en dat altijd zo zou blijven, is er niet meer en nu moeten ze helemaal opnieuw beginnen. Het is een moment van ontluistering, maar ook van een hoopvol nieuw begin.

Brexit doet veel mensen beseffen dat Europa nog lang geen gelopen race is (FD, 2 januari 2017)

 

In Kinderen van de Arbat (1988) beschrijft Anatoli Rybakov hoe het communisme in de Sovjet Unie in de jaren dertig van de 20ste eeuw veranderde van een idealistische jeugdbeweging vol hoop en toekomstidealen in een gestold, orthodox en gesloten denksysteem en dus in een dictatuur. Gaandeweg verliezen ‘de kinderen’ — jongeren — in het boek hun illusies over een betere toekomst.

Joe Zammit Lucia trekt een parallel tussen de Sovjet Unie en de Europese Unie (FD 24 december 2016). Ook de EU ontstond als ideaal, om na de Tweede Wereldoorlog voor altijd de vrede te waarborgen. Het Europese enthousiasme werd toen gedeeld door brede lagen van de bevolking. ‘Europa’ is een uniek project, zonder enig historisch precedent. Soevereine landen besloten vrijwillig een deel van hun autonomie op te geven voor samenwerking. Het ontstaan van andere wereldmachten, ook de Verenigde Staten, ging gepaard met geweld. ‘Europa’ moest oorlog uitbannen.


 

Maar ook het Europese project is gaandeweg verstard tot een gesloten denksysteem waarin er maar een enkele weg vooruit is en dat is: Meer Europa. Het was ooit een breed gedragen beweging. Dat is het al lang niet meer. Dat is niet wat de stichters beoogden. Het verenigen van Europa zou een lang zoekproces zijn. Er was geen blauwdruk. De stichters, wisten dat ‘Europa’ verdiend moest worden bij de burgers.

De Europese besluitvorming bij unanimiteit leidde vaak tot cryptische compromissen zozeer dat tegen de tijd dat in de lidstaten het besef doordrong van de reikwijdte van die besluiten, de gevolgen er van al niet meer konden worden teruggedraaid. Dat ondermijnde het vertrouwen bij de burgers en als reactie daarop raakte de Brusselse bureaucratie steeds meer in zichzelf gekeerd.

Maar de vergelijking tussen de EU en de Sovjet Unie gaat op een aantal punten mank. De Sovjet Unie kwam tot stand door een staatsgreep van Lenin en was een ahistorisch en utopisch project. In de praktijk kwam Sovjetisering, de komst van de Nieuwe Mens, toch vooral neer op Russificatie — van bijvoorbeeld de Baltische staten. Het afschaffen van tradities kwam neer op vergeefse pogingen die uit te roeien, het meest notoir via de collectivisatie van de landbouw. Het Russische onkruid bleef opspringen uit de barsten in het Sovjetbeton dat na zeventig jaar verkruimelde.

De EU is nadrukkelijk gestart als een bescheiden project dat mogelijkheden aftast. Toen het onbestemde ideaal verstarde tot economische orthodoxie, staken de burgers daar per referendum een stokje voor. Een Europa dat slechts economische belangen dient, daar vatten burgers als het even tegen zit geen liefde voor op zoals voor hun vaderland. Dat is de fout van de eurocraten.

De brexit is hun falen, maar tegelijkertijd is deze crisis misschien juist Europa’s ‘finest hour’, een ‘blessing in disguise’. Het doet veel mensen beseffen dat Europa geen gelopen race is en dat het ook zomaar opeens klaar, over en uit kan zijn. Sindsdien heeft Europa weer aan populariteit gewonnen. De onverschilligheid van Londense hoogopgeleiden om niet ‘bremain’ te stemmen, omdat ze dachten dat het zo’n vaart niet loopt, is afgestraft. Onder het Europese beschavingsvernis gaan nog altijd oorlogsherinneringen schuil, die zomaar de kop opsteken zoals het anti-Duitse sentiment in Griekenland. Het kan allemaal kapot gaan.

 

Dat we ons kapot zijn geschrokken, dat is winst maar daarmee is Europa nog niet gered. De vorming van natiestaten vanaf het begin van de 19de eeuw behelsde vooral de vorming van een nationale identiteit, een gedeeld narratief. Dat aanwakkeren van een gevoel van saamhorigheid was vooral in handen van schrijvers, schilders en historici: de scheppende beroepen, de verhalenvertellers.

Van de drie kernwaarden van de Franse Revolutie heeft Europa vooral vrijheid en gelijkheid juridisch vormgegeven. Broederschap, dat gevoel van verbondenheid en gedeelde identiteit, daar is veel moeilijker de vinger op te leggen en dat is ook geen zaak van politiek en ambtenarij.

Europa, dat zich uitstrekt van de Atlantische Oceaan tot aan de Oeral en de Kaukasus, vanaf de Noordkaap tot aan de Middellandse Zee, wordt al meer dan 2000 jaar bijeengehouden door draden die de geschiedenis heeft geweven tussen landen en streken. Opvallend genoeg kunnen vooral Britse historici gepassioneerd schrijven over Europese geschiedenis.

Zulke verhalenvertellers kunnen helpen bij het vormgeven van dat onbestemde ideaal Europeaan te zijn. Maar verhalen vertellen in deze tijd van sociale media waarin iedereen kris kras door Europa reist, kan iedereen. Dus laten wij Kinderen van de Arbat worden.

Erwin van den Brink is publicist.

Hier het artikel uit het FD: Brexit doet veel mensen beseffen dat Europa nog lang geen gelopen race is _ Het Financieele Dagblad

Opstopping dreigt in het Internet of Things (IoT)

fd-outlook_2016_iot

Van die dingen dus

Als u online iets zoekt, dan voert u met uw toetsenbord een zoekterm in via een webbrowser zoals Google en dan krijgt u verbinding met een webpagina met daarop hopelijk datgene wat u zoekt. Als u hartpatiënt bent met een pacemaker en u krijgt een hartstilstand, dan kan die pacemaker een alarmsignaal sturen naar de dichtstbijzijnde defibrillator, EHBO’er en ambulance. Het vergroot wellicht uw overlevingskans.

Dit is het Internet of Things (IoT) waar apparaten zonder menselijke tussenkomst met elkaar communiceren.

Het is een belofte maar wel eentje waarboven zich donkere wolken samenpakken. Want het IoT heeft de neiging te ontaarden in een data-explosie. In 2011 was de prognose volgens onderzoekers van de universiteit van Melbourne dat het IoT in 2020 evenveel apparaten zou verbinden als er aardbewoners zouden zijn, zo’n zeven miljard. Harmke de Groot, onderzoeker bij het IMEC en het Holstcentrum opperde in het blad Bits&Chips onlangs dat er in 2020 eerder zo’n vijftig tot vijfenzeventig miljard apparaten via het internet met elkaar verbonden zullen zijn. Maar een schatting van honderd miljard doet ook de ronde. En dan is het nog maar 2020. Niemand weet het eigenlijk, maar wat er aankomt is groot, ontzagwekkend groot. Het lijkt er op dat het Internet van Mensen tot nu toe een slechts prelude, een ouverture, een voorproefje is geweest van de informaticarevolutie.

Nu wauwelen die spullen wel niet zo oeverloos met elkaar als wij mensen geneigd zijn te doen via onze gadgets, maar ze genereren toch veel data. Waarschijnlijk in 2020 zo’n 44ZB (zettabyte, dat is 10 tot de macht 21, een 1 met 21 nullen.) Alle de serverparken van de wereld kunnen nu niet meer dan 6,5 ZB verstouwen.

In de opslagtechnologie stokt de vooruitgang even. Fotonica, spintronica, dataopslag in DNA, het zingt allemaal rond maar het is nog niet productierijp. De enige remedie is daarom veel data waarvoor dat niet per se nodig is, niet te bewaren maar direct te gebruiken en weg te gooien. De ‘cloud’ dat zijn al die datacenters waarin we onze data parkeren, want je weet maar nooit. We zijn er nu mee in de wolken, maar het is dus iets dat ook grotendeels overwaait. In het Internet der Dingen.

Technologietrend 2017: CRISPR-Cas9, laagdrempelige genoom editing

Creatief met CRISPR

De ontdekking van CRISPR-Cas9 is volgens menigeen net zo belangrijk als die van de kernsplijting. CRISP is een afkorting van Clustered Regularly Interspaced Short Palindromic Repeats. Het is het betere knip- en plakwerk in die lange wenteltrap van baseparen die wij genoom noemen. Bij mensen heeft die trap drie miljard treden die samen 20.000 genen vormen. Cas9 is de naam van het enzym dat fungeert als het gereedschap, dat genen er uit knipt of – moeilijker- er in plakt. Het is afgekeken van een bacterie die zich verdedigt tegen virusinfecties. De kansen maar ook de risico’s zijn groot: We kunnen er mogelijk de malariaparasiet mee uitroeien, bepaalde malariamuggensoorten maar wie weet ook de mens.

Ook kunnen, veronderstellen deskundigen, genetisch bepaalde (dodelijke) ziekten zoals taaislijmziekte, ALS, en wie weet kanker, straks tot het verleden behoren. In elk geval zijn de verwachtingen torenhoog en dat komt doordat de technologie eenvoudig is. Andere genome editing methoden zijn ‘vergeleken met CRISPR ingewikkeld, tijdrovend en beperkte toepasbaar’, aldus de Commissie voor Genetische Modificatie (COGEM) in het rapport Trendanalyse Biotechnologie 2016 – Regelgeving ontregeld. Delftse onderzoekers verkortten het genetisch modificeren van bakkersgist, zodat het ethanol gaat produceren uit maisafval, van drie jaar tot zes dagen.

In de wereld van de biotechnologie, ook wel synthetische biologie genoemd, zindert CRISPR als de ultieme gereedschapskist waarmee naar believen elke erfelijke eigenschap, elk bekend gen, in elk levend organisme valt te activeren of deactiveren. Glutenvrij tarwe zou er al binnen vijf jaar mee gemaakt kunnen worden, maar waarom niet in de patiënt het gen of de genen ‘uitzetten’ die glutenallergie veroorzaken? Sleutelen aan de mens zelf, laat nog een jaar of twintig op zich wachten, denken deskundigen. Maar in laboratoria wordt al druk geëxperimenteerd. Zo is het onderzoekers van Duke University in de V.S. gelukt om huidcellen van een muis te herprogrammeren tot zenuwcellen. De mens kent zo’n vierduizend aandoeningen waarvan bekend is welk gemuteerd gen de oorzaak is. Een andere onderzoeksrichting ligt in de xenotransplantatie: Als het lukt bepaalde organen van dieren zo te veranderen dat ze genetisch identiek zijn aan die van de menselijke donorpatiënt, dan hoeft die niet meer te wachten op een menselijk donororgaan waar een groot tekort aan is.

Maar er wordt nu ook al onderzoek gedaan, in Zweden, naar het genetisch veranderen van menselijke embryo’s, weliswaar met het oog op het voorkomen van miskramen en weliswaar met embryo’s niet ouder dan twee weken, maar wie zijn fantasie de vrije loop laat ziet hier ‘the boys of Brazil’, een thriller van de Amerikaanse schrijver Ira Levin. De voormalig nazi-kamparts Joseph Mengele, is het in dat verhaal gelukt 94 klonen van Hitler op de wereld te zetten.

Technologie is amoreel, ze is niet inherent goed of slecht. Dat hangt af van hoe wij mensen die technologie gebruiken. Van de CRISPR-technologie zijn nu al op het internet ‘setjes’ te koop voor zo’n honderd dollar waarmee je kunt sleutelen aan het DNA van een e-colibacterie. Iets om scherp in de gaten te houden dus.

fd-outlook-2016_crispr

Hoe verder na Brexit: Vervang mcjobs door detailnijverheid (Het Financieele Dagblad, 20 augustus 2016)

De nieuwe kenniseconomie heeft ‘de onderkant’ niets opgeleverd

 

Vervang mcjobs door detailnijverheid

 June 19, 2016. PHOTO: REUTERS/HANNIBAL HANSCHKE http://s1.ibtimes.com/sites/www.ibtimes.com/files/styles/embed/public/2016/06/19/brexit.jpg
Two activists with the EU flag and Union Jack painted on their faces kiss other in front of Brandenburg Gate in Berlin to protest against the British exit from the European Union,

 

Zestig procent van de bewoners van de Midlands, het oude industriële hartland van Groot Brittannië, stemde voor uittreding uit de EU. In de regio Londen stemde zestig procent juist voor blijven. Daarom heeft Theresa May het aanpakken van de sociale tweedeling tussen de financiële elite in Londen en de verarmde industriegebieden prioriteit gemaakt..

 

Maar er dient zich een kans aan voor een industriële renaissance. Niet alleen omdat de financiële economie hevig heeft teleurgesteld, maar vooral omdat de reële economie steeds meer fabricagetechnologie ontwikkelt om de ooit naar Azië verdwenen maakindustrie terug te halen: reshoring. Dankzij machines zoals 3D-printers. De Britse economie gaat meer lijken op de Duitse. Zo zal het Verenigd Koninkrijk naar Europa terugkruipen.

 

Daarom is het met Tweede Kamerverkiezingen in aantocht goed eens na te denken over onze economische koers. Wij deelden met de Britten en Amerikanen een buitenproportioneel grote financiële sector en een voorliefde voor de vrije markt en de kenniseconomie. De modieuze pleitbezorgers van deze kenniseconomie waren in de jaren 1990 onder anderen Michael Porter, George Solow en Paul Romer.

 

Wat deze ook aan vernieuwing heeft opgeleverd, in elk geval bar weinig nieuwe werkgelegenheid. Online taxidienst Uber geeft daarvan misschien wel de beste illustratie. De innovatieve bedenkers worden er schathemelrijk mee, maar de chauffeurs van Uber betalen het gelag. Voor de consument zijn de dalende prijzen een zegen. Maar ze betekenen ook dalende lonen.

 

Veel van die mensen werkten voorheen in de industrie. In een matig betaalde vaste baan met een bescheiden pensioen weliswaar, maar ze hadden in elk geval bestaanszekerheid. Wie toen in de avonduren blokte voor een diploma van de bedrijfsvakschool, lts, mts of hts, kan nu volstaan met een rijbewijs waarmee iedereen met iedereen concurreert.

 

Een industriële renaissance is de remedie tegen deze race naar de bodem en creëert perspectief in de voormalige industriegebieden, de Midlands en de Rustbelt in de V.S waar Donald Trump zijn aanhang heeft. Dat bedoelt Theresa May met ‘A country that works for Every One’. Want dat is kennelijk niet het geval geweest sinds Margareth Thatcher in de jaren 1980 de macht van de vakbonden in de oude industriegebieden brak.

Brussel heeft de euroscepsis gevoed door het Europese project in het teken te stellen van deze nieuwe economie. De kenniseconomie mist tot nu toe het ‘trickle down’-effect. Ze creëert nauwelijks banen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Maar met de 3D-printer en alle geïnformatiseerde machines die zullen volgen krijgt de ambachtsman gereedschap waarmee hij in prijs en kwaliteit kan concurreren met Aziatische productie. Wil dit idee aanslaan, dan moeten we afscheid nemen van het paradigma van de postindustriële samenleving.

Al in 1984 uitte de gelauwerde econoom James Tobin daarover zijn twijfels:

…we are throwing more and more of our resources, including the cream of our youth, into financial activities remote from the production of goods and services, into activities that generate high private rewards disproportionate to their social productivity.

Hij zei er bij dat hij dit empirisch niet goed kon onderbouwen. Maar in 2012 ondernamen drie medewerkers van het IMF, Jean-Louis Arcand, Enrico Berkes and Ugo Panizza, daartoe een serieuze poging in een werkdocument met de veelzeggende titel Too Much Finance? Volgens hen manifesteren de negatieve effecten op economische groei zich duidelijker naarmate de kredietverlening aan particuliere bedrijven de honderd procent van het bruto binnenlands product nadert. De landen die daar in 2006 (dus voor de bankencrisis) op of overheen zaten zijn IJsland, de V.S. Groot Brittannië en Nederland onder meer. Duitsland, Oostenrijk, Zweden en Italië hadden een relatief kleine financiële sector.

De tegendraadse Ierse financieel journalist Eamonn Fingleton voert al jaren een kruistocht tegen de ideeën van economische mastodonten zoals Michael Porter en Paul Romer, en tegen alle andere adepten van de nieuwe kenniseconomie zoals John Naisbitt (auteur van Megatrends) en de publicist Jeremy Rifkin die de Europese Commissie adviseert. In zijn boek In Praise of Hard Industries – why manufacturing, not the information economy is the key to future prosperity (1999) fulmineert Fingleton tegen wat hij het postindustrialisme noemt.

De industriële aftakeling in het Verenigd Koninkrijk – maar ook in de Verenigde Staten begon in de jaren 1970 met de import van auto’s en elektronica, textiel, uit Azië. Fingleton stelt dat landen als Duitsland, Oostenrijk, Zweden en Zwitserland die hun maakindustrie zijn blijven koesteren, beter presteren in groei, werkgelegenheid en levensverwachting. Deze landen volhardden in weerwil van de heersende neoliberale tijdgeest stug in hun dirigistische en soms protectionistische industriepolitiek.

Fingleton voorspelde het barsten van de dotcombubble in 2000 en schetste ook profetisch hoe de combinatie van steeds ingewikkelder software en financiële deregulatie zou leiden tot een financiële sector met ondoorgrondelijke producten die zichzelf zou opblazen. Het boek eindigt met een soort actieplan voor een industriële renaissance dat niet overtuigt omdat toen, in 1999, de technologie nog niet bestond die bij uitstek geschikt is om het maken van spullen terug te halen uit Azië.

De 3D-printer bestaat voor zeker de helft uit informatietechnologie dus daarmee is Fingletons aanname gelogenstraft dat het met die informatie-economie nooit wat wordt. Maar hij heeft in zoverre gelijk: IT kan nu eindelijk op huiskamerniveau worden gekoppeld aan maakmachines die production-on-demand mogelijk maken tegen tarieven die passen binnen een gezinsbudget en waarvan de investering valt te dragen door het kleinbedrijf. Deze detailnijverheid, deze industriële schaalverkleining, biedt werk aan de voormalige industriearbeider of diens kinderen of kleinkinderen want zolang duurt de industriële teloorgang al. Ze noemen zich digital artisans of in het Frans artisans numeriques; digitale ambacht- of handwerkslieden. Hier, Theresa May, ligt de sleutel voor ‘A country that works for every one’.

Wij moeten weer leren verlangen naar Europa

 

 

krant-20160702-0-018-036
Artikel in het Financieele Dagblad van zaterdag 2 juli 2016

(Klik hier voor de PDF: krant-20160702-0-018-036)

Mijn vader vertelde mij eens dat ik er eigenlijk niet had behoren te zijn. Dat was omdat hij zelf de Tweede Wereldoorlog ternauwernood had overleefd. Daarna had hij mijn moeder leren kennen met wie hij ons gezin stichtte. En dat ervoer hij als een godswonder. Hij leefde, vond hij, op extra tijd die hij had gekregen: Op uitstel van de dood. Hij had namelijk de Slag om Berlijn meegemaakt. Hij had voor de dagen van de Val van Berlijn gevangen gezeten in het kruisvuur tussen Duitsers en Russen waarbij hij veel mensen die hij kende had zien sneuvelen: Nederlanders, Fransen, Belgen en …Duitsers. Voordien overleefde hij de geallieerde bombardementen op de fabrieken waar hij en anderen dwangarbeid verrichtten.

Alhoewel hij als achttienjarige was opgepakt en op transport was gesteld om te werken in de Duitse oorlogsindustrie, was hij mild en vergevingsgezind jegens Duitsers. Ik leerde pas waarom toen ik op zolder in zijn oorlogskoffer een schriftje vond waarin foto’s waren geplakt die hij in Duitsland had gemaakt met een camera die hij ergens had gevonden. Op een van die foto’s staat mijn vader voor een huis naast een vrouw en er onder staat geschreven: ‘Meine Pflegemutti’. Deze Duitse vrouw had zich over mijn vader ontfermd en hem in huis genomen. Zij wist dat de zoon van de koster van de parochiekerk die zij bezocht, was gelegerd in IJmuiden, vlakbij Haarlem waar mijn vader vandaan kwam. De brieven die mijn vader aan zijn ouders schreef, gaf Pflegemutti aan de koster die ze via de Duitse veldpost aan zijn zoon stuurde. Die zoon, een Duitse soldaat, bracht die brieven op zondag, tijdens zijn verlof. Lopende. Van IJmuiden naar Haarlem. Twee uur heen, twee uur terug.

Ook toen in Duitsland het beest van het Nazisme huishield, waren er in dat land veel mensen die hun moreel kompas behouden hadden. Die niet dapper genoeg waren om een aanslag op Hitler te beramen, maar die wel een minderjarige Nederlandse dwangarbeider in huis namen en zorgden dat hij contact hield met zijn ouders.

We dachten dat we dit duister voorgoed achter ons hadden gelaten en dat wij voortaan zouden leven in het licht van de Europese samenwerking: de vrede voor onze tijd. Maar nu lijkt dat beest toch weer de kop op te steken en het is belangrijk ons een idee te vormen hoe het toch weer zover heeft kunnen komen.

Nationalisme (in zijn negatieve connotatie) als wegbereider van het fascisme, een ideologie die teert op alleen maar vijandbeelden, vindt de krachtigste voedingsbodem in een burgerij, een middenklasse, die teleurgesteld is geraakt in zijn legitieme volksvertegenwoordigers. Vroeger heetten zij ‘voormannen’. Zij konden een achterban aan zich binden met een verhaal dat lotsverbetering beloofde en ook daadwerkelijk leverde, weliswaar in kleine stappen maar wel als blijvend resultaat. De AOW is in Nederland daarvan misschien wel het belangrijkste voorbeeld.

In die Rijnlandse economie, de Duitse Soziale Marktwirtschaft van na de oorlog kon je je voor argumentatie altijd laven in het linkse en in het rechtse kamp, als je het ergens niet mee eens was. Er was een hybride gelijk. Er was water in de wijn. Er was een alternatief dat perspectief bood. Na de ineenstorting van het communisme in 1990 is de linkse argumentatie verstomd. Er was doodeenvoudig geen antithese meer. Er heerst sindsdien asymmetrie in het ideologische debat. Premier Kok, de laatste representant van de oude sociaal democratie, wierp zijn ‘ideologische veren’ af.

De publieke zaak, de ambtenarij, werd gereduceerd tot een normale bedrijfstak. Net als de politiek zelf. Gekenmerkt door gebrek aan ideeën, idealen, door gebrek aan loyaliteit en een overmaat aan opportunisme. Politiek ingaan is vaak een carrière-optie, een investering in jezelf. Een plek voor ambitieuze passanten. In dat licht is ook de kritiek te verklaren op de ‘riante’ wachtgeldregeling voor politici. Het is gewoon een vak en iedereen wordt tegenwoordig ‘zomaar’ ontslagen dus wat zeuren ze nou!

De marktwerking, het marketingdenken, dicteerde dat politici vooral goed naar hun kiezers moesten luisteren. De Britse premier Cameron is een toonbeeld van die verzakelijking. Een voormalig communicatieadviseur, die de politiek ziet als een bedrijfstak, de Conservatieve Partij als een bedrijf dat door eurosceptici in de fik is gestoken en hij zal dat brandje even blussen met een emmer water, een referendum. Daar blijkt alleen benzine in te zitten. Een ‘casus’ van ‘mismanagement’. Een inschattingsfout.

De markt is de maat der dingen geworden. Het equilibrium. De natuurlijke zijnstoestand nadat de anomalie van het communisme zichzelf had opgeheven. Dat het kapitalisme eveneens een ideologie is, in orthodoxie en starheid het spiegelbeeld van het communisme, even verlammend, dat legt de Britse politiek filosoof John Gray uit in zijn boek False Dawn.

Dat de ‘lower middle class’, de politieman en de onderwijzer, in Engeland het Brexit-referendum heeft gebruikt om zich tegen de Eton-elite te keren, heeft niet zozeer te maken met een anti-Europagevoel, het heeft te maken met het uithollen van de verzorgingsstaat, het hopeloze adagium van ‘eigen verantwoordelijkheid’, de cynische flexibilisering van alles en iedereen, maar vooral het ontbreken van een hoopgevend, meeslepend verhaal waarmee mensen zich willen verbinden.

En de ‘Europese’ elite heeft die emotie niet geadresseerd. Wij hebben een kwarteeuw achter de rug waarin rechts denken volledig uit de bocht is gevlogen bij gebrek aan enige betekenisvolle linkse beteugeling. Dat mogen zowel links als rechts zich aantrekken. Het midden, de lower middle class, de kleine burgerij, die is er tussen vermalen en haalt nu zijn gram via populisme en Brexit.

Waar wij naar snakken is een visionair, verbindend verhaal. Zoals Antoine de Saint Exupéry schreef in De Kleine Prins: ‘Als je wilt dat mensen een schip bouwen, begin dan niet met hen hout te laten verzamelen en ze werktaken toe te delen, maar laat hen eerst verlangen naar de oneindigheid van de zee.’

Kapitalisme is protestantisme. Dat is waar de Grieken en de Paus tegen ageren

protestantisme_kapitalisme
Artikel in Het Financieele Dagblad/FD 11 juni 2016, Essay (Opinie)

 

Klik hier voor de PDF:     protestantisme_kapitalisme

 

 

De Griekse premier Alexis Tsipras, een communist, heeft een machtige medestander in zijn kritiek op het kapitalisme: Paus Franciscus. Nieuw is die katholieke weerzin tegen het kapitalisme niet want ‘de geest van het kapitalisme’ is, zoals de Duitse socioloog Max Weber bijna een eeuw geleden heeft uitgelegd, niets anders dan ‘de ethiek van het protestantisme’. Onder leiding van de domineesdochter Angela Merkel is Europa doordrenkt met dit protestantse ethos en dat stuit op groeiend verzet in de katholieke en de christelijk-orthodoxe wereld. Vooral nu Italië met meer publieke uitgaven de Duitse doctrine aan zijn laars lapt – en dat de economie lijkt aan te zwengelen – is de vraag hoelang het economische protestantisme nog houdbaar is.

 

De afkeer in de katholieke – en orthodoxe – wereld van het protestantse ethos werd zaterdag 23 april goed verwoord door Olivier Blanchard in het interview dat Marcel de Boer met hem had. Blanchard, hoofdeconoom van het IMF ten tijde van de schuldencrisis in 2012, is Fransman. En Frankrijk is ondanks de laïcité een nadrukkelijk niet-protestants land. Het is even niet-katholiek als Turkije niet-islamitisch is. Zonden kun je vergeven. ‘Maar’, merkt Blanchard bitter op, ‘in plaats daarvan was het verhaal vanuit Duitsland: jongens jullie hebben gezondigd, jullie moeten je schulden afbetalen en wij willen er verder niets over horen.’ Het klinkt een beetje als het adagium van de zakenman Bul Super uit de stripreeks Olivier B. Bommel van Marten Toonder: ‘Zaken zijn zaken’.

 

Die calvinistische rechtlijnigheid tegenover katholieke plooibaarheid, het Europese zakenleven is er van doortrokken. Je leest het in het boek De Prooi van Jeroen Smit als het gaat om de overnamepoging door ABNAMRO van de Italiaanse bank Antonveneta. Je proeft het in de krantenkolommen als het gaat over Air France en ‘onze’ KLM, die het geld verdient dat de Fransen verbrassen – dat is het sentiment althans.

 

Maar de Europese samenwerking begon als een initiatief van (katholieke) Duitsers en Fransen uit het Elzas-Reinland/Alsace-Lorraine: Konrad Adenauer, Robert Schuman en Jean Monnet, samen met Belgen, Luxemburgers, Italianen en Nederlanders. Deze katholieke politici grepen voor de vormgeving van de Europese samenwerking terug op het corporatisme, dat inrichting van de economie nastreefde zoals die was voor de Reformatie. In deze gildensamenleving werden tarieven en toegang tot markten via overleg geregeld. Markten waren niet vrij.

 

In Nederland kreeg het corporatisme, de ‘katholieke’ cultuur om directe confrontatie te vermijden, om de ‘zaken te plooien’, vorm in de Wet op de Publiekrechtelijke Bedrijfs Organisatie (PBO) – bedrijfschappen, productschappen en landbouwschappen, die pas begin 2015 buiten werking zijn gesteld; de SER is er het laatste rudiment van. De PBO, tegenwoordig zouden we dat een centraal geleide economie noemen.

 

Het corporatisme in de sociaal-economische besturing van Nederland na de Tweede Wereldoorlog heeft vooral geholpen het conflict tussen de zuilen te dempen, met name tussen de katholieken en de overige stromingen. Nederland bevond zich zeker in die jaren van het ‘Rijke Roomse Leven’ op het breukvlak van de protestantse en de katholieke wereld. Het corporatisme hielp bij wat Arend Lijphart ‘de pacificatie van de Nederlandse politiek’ noemt.

Het is dus heel begrijpelijk dat ook de initiatiefnemers van de Europese samenwerking teruggrepen naar het corporatisme – het aan ‘publieke lichamen’, zoals een Hoge Autoriteit (later de Europese Commissie), delegeren van prijsafspraken tussen landen over industriële productie: de EGKS (de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal), de Landbouwgemeenschap en de EEG (de Europese Economische Gemeenschap). Dat was, gezien hun achtergrond, immers de meest voor de hand liggende manier om conflicten vreedzaam op te lossen.

 

Na de succesvolle Europese Commissies onder leiding van de Fransman Jacques Delors (1985-1995) heeft de Commissie na de Duitse eenwording gestaag terrein prijs gegeven aan de Raad van Regeringsleiders. Daar worden tijdens een ‘Europese top’ tegenwoordig de knopen doorgehakt onder leiding van Duitsland: over schulden, over vluchtelingen. De Europese Unie van nu is minder communautair (de moderne, Europese term voor corporatistisch) dan vroeger en meer intergouvernementeel onder aanvoering van Duitsland. En dat steekt in het zuiden.

 

Maar het protestantse ethos stuit nu op formidabele krachten. De geldverruiming door de ECB, onder leiding van de Italiaan Mario Draghi, die zoveel wrevel opwekt in Duitsland, staat niet op zichzelf. De Griekse communist Tsipras is een representant van de christelijk-orthodoxe wereld die zich vanaf de noordelijke Balkan uitstrekt over zuid-Oost-Europa en het katholicisme is oppermachtig in Frankrijk, Italië, Spanje, Portugal, Oostenrijk, Polen en Zuid-Duitsland. Samen vormen ze nu een front tegen de geest van het protestantisme.

 

Bij hun zijn zaken geen zaken. Schuld heeft in Zuid-Europa in metafysische zin een andere betekenis. Het is niet alleen de boete die je tot elke prijs moet voldoen als straf voor het zwichten voor verleiding, maar ook de zonde waarvoor de biecht vergiffenis, kwijtschelding, schenkt.

 

Zakelijkheid krijgt volgens Frank Boll (FD 23 april) gestalte in het eigendomsrecht dat een wezenskenmerk is van het kapitalisme. Maar deze voor het economisch verkeer wezenlijke rechtszekerheid blijft uiteindelijk onderworpen aan de toets der rechtvaardigheid. Bij katholieken is het particulier eigendom, dus ook van een vordering, binnen grenzen van redelijkheid en billijkheid eerder ondergeschikt aan het gemeenschappelijk of algemeen belang dan het geval is bij protestanten.

 

Omdat prijsopdrijving in het onroerend goed het woonrecht schendt van woningzoekenden, billijkte de rechter onder bepaalde omstandigheden het ‘kraken’ van panden, dus schending van het eigendomsrecht. Niet voor niets is betaalbare huisvesting een van de beleidsspeerpunten van de nieuwe Londense burgemeester Sadiq Kahn. Het eigendomsrecht heeft van deze stad een beleggingsobject voor buitenlandse superrijken gemaakt.

 

Op die manier is altijd kritiek is geweest op de vrije markteconomie. Amsterdam wordt in het algemeen beschouwd als de bakermat van het moderne handelskapitalisme vanaf de tweede helft van de zestiende eeuw. De term kapitalisme is overigens bedacht door (Duitse) anarchisten en communisten in de negentiende eeuw en kreeg vooral polemische betekenis door het werk van Karl Marx. Maar het was juist het economische anarchisme, het bonanzakapitalisme, waar de bestuurders van Amsterdam al vrij snel paal en perk aan stelden met markttoezicht, een beurswaakhond, regels en beperkingen.

 

Het protestantse, burgerlijke ethos, creëerde een verpletterend succesvol systeem voor materiele vooruitgang, het economische liberalisme ofwel ‘kapitalisme’. Op de Reformatie volgde de Verlichting en die bracht het communisme voort. Het protestantisme ergo kapitalisme baarde zelf zijn eigen antithese. En nu die op de vuilnisbelt van de geschiedenis is beland, ontwaakt die aloude pre-reformatorische denkwereld weer.

 

Schuld aangaan is daarin niet per se alleen maar slecht, boetewaardig. Je kunt er mee financieren. Daarom rebelleert de Italiaanse minister van financiën Pier Carlo Padoan (voormalig hoofdeconoom van de OESO) tegen het spaarzame ‘Duitse Europa’. Italië begint daarmee uit het dal te klimmen. Om zijn gelijk te bewijzen heeft het een machtige coalitie van katholieke en orthodoxe staten achter zich.

Beste Maarten (Alleen maar elektrische auto’s)

 

Schermafbeelding 2016-04-12 om 13.49.02
Bron: https://www.teslamotors.com/nl_NL/customer-stories/our-life-model-s-never-back-combustion-car

Beste Maarten,

 

Ik heb je blog (https://steinbuch.wordpress.com/2016/04/11/alleen-maar-elektrische-autos/)  waarin je reageert op mijn stuk in het FD van afgelopen zaterdag met belangstelling gelezen. Ik ga hier niet nogmaals welles-nietessen over wie er gelijk heeft over de milieubelasting van elektrificatie/elektrische auto’s want dat is een beetje een dingetje voor oude mannen en Mevrouw Minnesma. Er is in elk geval flink op gereageerd en dat is tenslotte wat zo’n opiniestuk beoogt.

 

Ik ben absoluut niet tegen elektrische auto’s. Ze zijn een zinvolle aanvulling op het palet aan vervoersmogelijkheden en nu de belangstelling er voor toeneemt zullen ingenieurs zoals jij er in slagen de negatieve milieueffecten van elektrificatie steeds verder terug te dringen, zoals jullie dat ook hebben gedaan met de verbrandingsmotor. Maar dat kost tijd en dat weet jij ook.

 

Daarom stoor ik me aan die motie van Jan Vos. Het is spierballentaal die het heersende cynisme over de politiek alleen maar voedt. Allereerst strandt zo’n Nederlandse maatregel direct op Europees recht omdat we nu eenmaal leven in een gemeenschappelijke markt. Ten tweede zijn een aantal negatieve milieugevolgen van ontfossilisering vooralsnog (voorlopig, dus) onvoldoende te neutraliseren, zoals de lage efficiency bij de opwekking, het ruimtebeslag en het gebruik van delfstoffen middels vervuilende dagmijnbouw. En of lithium, koper, dan een zeldzaam aardmetaal is of niet, vind ik een beetje semantiek. Mijnbouw in ‘verweggistan’ is gewoon vervuilend. Hij leidt tot uitbuiting van arme mensen en bekorting van hun levensverwachting. Het is daarom de taak van technici zoals jij om die ontwikkeling verstandig te temporiseren. Niet te langzaam maar ook niet te snel.

De achilleshiel echter, in het ingenieursdenken over auto’s, is dat technici de auto zien als een technisch artefact terwijl hij voor de meeste mensen een cultureel artefact is. Decennialang was de auto voor de suburbane middenklasse de belangrijkste wannahave en dat is hij nu niet meer. Dit beslecht het lot van de auto, van het particuliere autobezit,  en lost een belangrijk milieu- en ruimtelijke ordeningsprobleem op langs een andere weg dan verduurzaming.

Ik was onlangs op een housewarmingparty van een jong stel dat een leuke en tevens nog enigszins betaalbare etage heeft veroverd aan de Albert Cuyp in Amsterdam. (Hoe? Via-via-via en nog veel meer via). Van de dertig tot veertig mensen die ik sprak heeft er geen een auto. Deze millennials hebben overwegend een hbo- of universitaire studie gedaan, veel van hen werken in de media-, cultuur- of communicatie: de beroepen in de nieuwe online-economie. Connectiviteit is voor hen veel belangrijker dan mobiliteit. Het ging om singles, stellen van wie sommige ook met kinderen. Hun ‘wannahave’ is een betaalbare woning in het centrum met in de buitenmuur naast de voordeur een oog of beugel om de bakfiets mee vast te zetten. En natuurlijk een smartphone.

Wie iets wil doen aan de milieubelasting door auto’s kan dus veel beter zorgen voor meer betaalbare woonruimte in de binnenstad. Dan krijg je vanzelf minder auto’s. Woningmarktonderzoek laat zien dat zowel jongeren en ouderen steeds vaker woonruimte zoeken in de binnenstad, op loopstand van allerlei voorzieningen.

Die miljoen elektrieke auto’s van Mevrouw Minnesma, prima hoor, maar laten we er daarbij ook voor zorgen dat het er een miljoen minder zijn.

Sla ik nou een slag in de lucht of is er meer aan de hand? Er zijn onderzoeken van Ford en General Motors die deze trend ook laten zien. Het aantal Amerikanen tussen de twintig en vierentwintig jaar met een rijbewijs is tussen 1983 en 2014 afgenomen van 91,8% naar 76,7%.

Millennials zijn niet anti-auto, de automobiel maakt gewoon geen onderdeel meer uit van hun lifestyle-uitrusting. Hij is in dat opzicht irrelevant. Hun mobiliteit is geflexibiliseerd: Uberpop, Green Wheels, Easyjet, Ryanair, booking.com. Of hun ecologische voetafdruk ook minder is, waag ik overigens te betwijfelen. Hun aantal vliegkilometers is vaak indrukwekkend.

 

Nochthans blijf ik de ontwikkeling van het elektrisch rijden met belangstelling volgen.

 

vriendelijke groet,

Erwin van den Brink